Algemeen kader
De nieuwe B2B-wet van 4 april 2019 voert, naast het verbod van onrechtmatige bedingen en het verbod van misbruik van een positie van economische afhankelijkheid, ook een nieuwe regeling in verband met oneerlijke marktpraktijken tussen ondernemingen. De nieuwe B2B-wet vervangt dus in alle opzichten de wet van de sterkste tussen ondernemingen.
In boek VI WER wordt een regeling voorzien voor oneerlijke of deloyale marktpraktijken tussen ondernemingen. Deze blog gaat dieper in op deze regelgeving. Het concept van oneerlijke marktpraktijken is niets nieuw. Er bestaat al langer een algemeen verbod dat elke daad verbiedt die met de eerlijke marktpraktijken strijdt en waardoor een onderneming de beroepsbelangen van een of meer andere onderneming(en) schaadt of kan schaden (artikel VI.104 WER).
Nieuw is wel dat er nu sprake is van drie categorieën van oneerlijke marktpraktijken (artikel VI.104/1 WER): misleidende marktpraktijken (artikel VI.105-109 WER), agressieve marktpraktijken (artikel VI.109/1-3 WER) en marktpraktijken die een verboden daad in de hand werken.
Concrete regeling
Het verbod van oneerlijke marktpraktijken veronderstelt uiteraard het bestaan van een marktpraktijk. Een marktpraktijk is eigenlijk iedere handeling, een handelswijze, een verzwijging of een commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing.
Een misleidende marktpraktijk is een praktijk die een onderneming kan misleiden over essentiële elementen van de overeenkomst die haar economisch handelen bepalen. Concreet moet er dus sprake zijn van twee voorwaarden:
- Een gebrek in de informatieverstrekking door een onderneming waardoor de andere onderneming niet in staat is om geïnformeerd een beslissing te maken. Dit gebrek in de informatieverstrekking kan bestaan uit volgende zaken:
- Onjuiste of bedrieglijke informatie
- Een gebrek aan essentiële informatie
- De specifieke marktpraktijk brengt de andere onderneming ertoe of kan die partij ertoe brengen om een besluit over een transactie te nemen dat ze anders niet had genomen.
Een agressieve marktpraktijk is een praktijk die de keuzevrijheid of vrijheid van handelen van de onderneming aanzienlijk beperkt door een zekere vorm van ‘agressie’. Concreet moet er sprake zijn van drie voorwaarden:
- Een onderneming maakt gebruik van intimidatie, dwang, gebruik van lichamelijk geweld of iedere andere ongepaste beïnvloeding;
- Het doel van de marktpraktijk is om de keuzevrijheid of vrijheid om te handelen van een onderneming met betrekking tot een product aanzienlijk te beperken;
- De specifieke marktpraktijk brengt de andere onderneming ertoe of kan die partij ertoe brengen om een besluit over een transactie te nemen dat ze anders niet had genomen.
Dergelijke oneerlijke marktpraktijken kunnen zich voordoen bij de onderhandelingen, bij de uitvoering van het contract alsook bij het beëindigen van het contract.
Als onderneming is het steeds belangrijk om deze nieuwe regels inzake oneerlijke marktpraktijken in het achterhoofd te houden bij het contracteren met andere ondernemingen. Bij een schending van deze regels kan een stakingsvordering worden ingeleid voor de Voorzitter van de ondernemingsrechtbank, en dit op straffe van dwangsommen. Bovendien kunnen dergelijke marktpraktijken ook strafrechtelijk worden gesanctioneerd met geldboetes tot 10.000,00 EUR.
Ten slotte zullen niet enkel de rechtbanken bevoegd zijn, maar ook de economische inspectiediensten van de FOD Economie. De FOD economie is bevoegd om de naleving van de nieuwe regels te controleren, de klachten te behandelen en bij inbreuken eveneens boetes op te leggen.
Voor de toekomst is het belangrijk om als onderneming steeds voorzichtig te handelen, en dit reeds van meet af aan. Als onderneming evalueer je ook best eens je huidige marktpraktijken: beter voorkomen dan genezen.